Richard als priester in zijn laatste parochie Jeugd

Ik ben geboren in Ierland, in een familie met acht kinderen en ik had een gelukkige jeugd. Mijn vader was kolonel in het Ierse leger en ik was negen jaar toen hij met pensioen ging. Met de hele familie speelden wij graag in een kazerne in Dublin en wij zongen daar en traden er graag op.

Wij waren een typisch Iers Rooms Katholiek gezin. Soms knielde mijn vader bij zijn bed om eerbiedig te bidden. Meestal knielden wij ’s avonds in de huiskamer om samen het rozenkransgebed op te zeggen. Niemand miste ooit de zondagse mis of hij moest erg ziek zijn. Toen ik vijf of zes jaar oud was, was Jezus Christus voor mij een zeer reëel persoon, maar dat waren ook Maria en de heiligen. Daarmee lijk ik op de velen in de Rooms Katholieke landen in Europa, de Filipijnen, Spanjaarden en hen in Zuid- en Midden Amerika die Jezus, Maria, Jozef en andere heiligen in dezelfde pot van het geloof stoppen.

Tot en met de middelbare school ontving ik onderwijs van de Jezuïeten in Belvedère en daar werd ook de catechismus erin gehamerd. Net als elke jongen die onderwezen wordt door de Jezuïeten kon ik op m’n tiende jaar vijf redenen opnoemen waarom God bestaat en waarom de Paus het hoofd was van de enige ware Kerk. Er werd ernst gemaakt met het zien los te krijgen van zielen uit het vagevuur. Vaak herhaalden we de woorden ‘het is heilig en een goede gedachte om te bidden dat de overledenen verlost mogen worden van hun zonden” en wisten we niet wat dat betekende. Ons was verteld dat de Paus als hoofd van de kerk de meest belangrijke

man op aarde was. Zijn woord was wet en de Jezuïeten waren zijn belangrijkste helpers. Hoewel de mis in Latijn was probeerde ik toch elke dag mee te doen, ik was gebiologeerd door het mysterie. Ons werd gezegd dat dit de belangrijkste handeling was om aangenaam voor God te zijn. Het bidden aan heiligen werd aangemoedigd en we hadden beschermheiligen voor de meeste zaken van het leven. Daar deed ik niet aan mee met een uitzondering, ik bad tot de heilige Antonius, de beschermheilige voor verloren voorwerpen, omdat ik zoveel dingen verloor.

Toen ik veertien jaar was voelde ik mij geroepen om missionaris te worden. Die roeping had echter geen invloed op mijn levenswijze in die tijd. Van zestien tot achttien jaar beleefde ik de mooiste jaren die men zich kan voorstellen. Met leren en met sporten kon ik heel goed meekomen.

Vaak moest ik mijn moeder naar het ziekenhuis brengen voor behandelingen. Eens toen ik zat te wachten vond ik een boek enkele verzen uit Marcus 10:29-30 “En Jezus, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg Ik ulieden: Er is niemand, die verlaten heeft huis, of broeders, of zusters, of vader, of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijnentwil en des Evangelies wil, Of hij ontvangt honderdvoud, nu in dezen tijd, huizen, en broeders, en zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.” Ik had geen idee van de echte boodschap van verlossing maar ik concludeerde dat ik echte roeping had voor missionaris.

Werken aan mijn Verlossing

Ik verliet mijn familie en vrienden in 1956 en sloot mij aan bij de Dominicaanse Orde. Acht jaar bestudeerde ik om monnik te worden de tradities van de Kerk, filosofie, de theologie van Thomas van Aquino en gedeelten uit de Bijbel met betrekking tot de Rooms Katholieke leer. Mijn persoonlijk geloof werd bepaald door de instituties en rituelen van het Dominicaanse religieuze systeem. Om heilig te worden, zo hield men mij voor, moest ik de wet gehoorzamen van de Kerk en van de Dominicanen. Vaak sprak ik met Ambrose Duffy, het hoofd van de studenten, over de wet en hoe daarmee heilig te worden. Naast heilig worden wilde ik ook zeker worden van mijn eeuwige verlossing. Ik leerde een deel van de leerstellingen van Paus Pius XII uit mijn hoofd, waar hij zegt ‘… de verlossing van velen hangt af van de gebeden en offers door het mystieke lichaam van Christus.” Deze gedachte, verlossing door lijden en gebed is ook de boodschap van Fatima van Lourdes. En ik streefde ernaar mijn verlossing te bewerken en die van anderen, door gebed en lijden. Ik voerde veel moeilijke taken uit in het Dominicaanse klooster in Tallaght, Dublin, om zielen te winnen, bijvoorbeeld koude douches in de winter of het slaan op mijn rug met een kleine ketting. Het hoofd van de studenten wist wat ik deed en zijn strenge levenshouding was in overeenstemming met de inspiratie die ik putte uit de woorden van de Paus. Nauwgezet en met overtuiging studeerde ik, bad, deed boete en probeerde de Tien Geboden te houden en de grote hoeveelheid Dominicaanse regels en tradities.

Uiterlijk vertoon – Innerlijke leegheid

In 1963, vijfentwintig jaar oud werd ik gewijd tot Rooms Katholiek priester en vertrok ik naar de Angelicum Universiteit in Rome om mijn studie over Thomas van Aquino af te ronden. Daar ervoer ik echter een spanning tussen uiterlijk vertoon en innerlijke leegheid. Ik had een beeld gevormd, uit foto’s en boeken, van de Heilige Stoel en de Heilige Stad. Was dit dezelfde stad? Aan de Angelicum Universiteit werd ik geschokt door de desinteresse in theologie van de honderden die ‘s ochtends de klassen vulden. Tijdens de les werden tijdschriften als Time en Newsweek gelezen. En zij die interesse toonden in de leerstof leken alleen uit te zijn op benoemingen en posities in de Kerk in hun thuislanden. Eens wandelde ik in het Colosseum om met mijn voeten de grond te betreden waar het bloed van zo veel Christenen vergoten was. Ik ging naar de arena in het Forum. Ik stelde mij die mannen en vrouwen voor die Christus zo goed kenden dat zij zich met vreugde lieten verbranden of levend lieten verslinden door de wilde beesten, omdat zij overweldigd waren door Zijn liefde. De vreugde werd echter getemperd toen ik in de bus op de terugweg uitgescholden werd door jongelui die mij uitmaakten voor “scum” of uitschot. Ik proefde hun drijfveer voor die beledigingen, niet omdat ik voor Christus was zoals de eerste Christenen, maar omdat zij in mij het Rooms Katholieke systeem zagen. Die tegenstelling verdrong ik snel uit mijn gedachten. Maar wat mij verteld was over de glorie van Rome leek nu heel onbelangrijk en leeg voor mij.

Niet lang daarna bad ik op een avond twee uur lang voor het hoofdaltaar in de kerk van San Clemente. Ik herinnerde mij mijn jeugdige roeping tot missionaris en de honderdvoudige belofte van Marc 10:29-30 en ik besloot niet meer te streven naar de theologische graad die ik voor ogen had gesteld sinds ik de studie begon over de theologie van Thomas van Aquino. Dit was een ingrijpend besluit maar na lang gebed was ik overtuigd van de juistheid daarvan.

De priester die mij bij mijn scriptie begeleide wilde niet akkoord gaan met mijn besluit. Om verlichting te geven bood hij aan een scriptie te gebruiken die jaren eerder geschreven was. Ik kon die als de mijne gebruiken en ik behoefde alleen de mondelinge verdediging te doen. Mijn maag keerde in mij om. Het was als wat ik een paar weken eerder in een park had gezien: elegante prostituees die rond paradeerden in hun zwarte laarzen. Wat de priester aanbood was net zo zondig. Ik bleef bij mijn besluit en ik verliet de Universiteit zonder graad.

Bij mijn terugkeer uit Rome ontving ik het bericht van aanmelding voor een driejarige cursus aan de Universiteit van Cork. Ik bracht mijn missionaire roeping met ernst in het gebed. Tot mijn verbazing kreeg ik eind Augustus 1964 opdracht om als missionaris naar Trinidad, West Indië, te gaan.

Trots, Val, en nieuwe Honger

Op 1 Oktober 1964 kwam ik in Trinidad aan. Zeven jaar lang was ik naar Rooms Katholieke begrippen een succesvolle priester, die al zijn plichten deed en door wie vele mensen naar de mis kwamen. In 1972 was ik nauw betrokken geraakt bij de Katholieke Charismatische Beweging. Op een gebedsbijeenkomst op 16 Maart dankte ik God dat ik zo’n goede priester was en vroeg ik Hem om mij te vernederen om, als dat Zijn wil was, van mij een nog betere priester te maken.

Later die avond kreeg ik een merkwaardig ongeluk waarbij mijn achterhoofd gespleten werd en mijn ruggengraat verwond werd op meerdere plaatsen. Ik betwijfel of ik ooit uit mijn zelfverzekerde toestand zou zijn gekomen als ik niet zo dicht bij de dood was gekomen. Mijn mechanisch opgedreunde gebeden kwamen mij leeg voor toen ik naar God schreeuwde in mijn pijn.

In het lijden, waar ik doorheen ging in de weken na het ongeluk, vond ik enige troost in directe, persoonlijke gebeden. Ik stopte met het opzeggen van het Breviarium (het officiële gebed voor Rooms Katholieke geestelijken) en het Rozenkrans gebed en begon te bidden met gedeelten vanuit de Bijbel. Dit was een langzaam proces. Ik wist de weg niet in de Bijbel en van het weinige dat ik in de loop der jaren geleerd had was ik meer wantrouwig dan vertrouwend geworden. Ik had niets aan mijn opleiding filosofie en aan de theologie van Thomas van Aquino en het zoeken in de Bijbel om de Heere te vinden was als het betreden van een groot donker bos zonder kaart.

Later dat jaar werd ik aan een nieuwe parochie verbonden en ik moest daar naast een Dominicaanse priester werken die in de loop der jaren voor mij als een broer was geweest. Wij werkten meer dan twee jaar samen en wij zochten God zo goed als wij konden, in de parochie van Pointe-a-Pierre. Wij lazen, studeerden, baden en brachten in praktijk wat ons geleerd was door de Kerk. Wij bouwden gemeenschappen op in Gasparillo, Claxton Bay, en Marabella, om slechts de belangrijkste dorpen te noemen. Wij waren naar Rooms Katholieke begrippen zeer succesvol. Veel mensen woonden de mis bij. In veel scholen werd de Catechismus onderwezen, ook in staats-scholen. Ik vervolgde mijn persoonlijke zoektocht in de Bijbel maar dat had weinig invloed op ons werk; het toonde mij wel hoe weinig ik écht wist van de Heere en van Zijn Woord. In deze periode werd Philipensen 3:10 de schreeuw van mijn hart: “Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding …” (Statenvertaling).

In die tijd groeide de Katholieke Charismatische beweging en wij introduceerden die in de meeste dorpen. Enkele Canadese Christenen kwamen naar Trinidad om deze beweging met ons mee te maken. Veel in wat ik verkondigde en leerde draaide om zogenaamde tekenen en wonderen (wat ik later afwees) en het gebruik van de Schrift was een ware zegen voor mij. Van de liefde voor de Bijbel die ik zag bij de Canadese Christenen, leerde ook ik de Bijbel steeds meer als gezaghebbende Bron beschouwen. Ik begon Schrift met Schrift te vergelijken en begon zelfs hoofdstuk en vers te vermelden.

Een van de teksten die de Canadezen gebruikten was Jesaja 53:5 “ … door Zijn striemen is ons genezing geworden.” En door bestudering van Jesaja 53 ontdekte ik dat de Bijbel afrekent met de zonde door middel van plaatsvervanging. Christus stierf in mijn plaats. Het was verkeerd als ik probeerde bij te dragen in het betalen van de prijs van mijn zonden. “En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer..” Romeinen 11:6.
Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. (Jesaja 53:6).

Een bijzondere persoonlijke zonde was dat ik snel geërgerd raakte aan mensen, soms zelfs werd ik boos. En hoewel ik vergeving vroeg voor mijn zonden realiseerde ik mij nog steeds niet

dat ik een zondaar was van nature, zoals wij allen die natuur erven van Adam. De waarheid van de Schrift is: “Gelijk geschreven is: Er is niemand rechtvaardig, ook niet een” (Romeinen 3:10), en “Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods” (Romeinen 3:23). De Rooms Katholieke Kerk had mij echter geleerd dat de verdorvenheid van de mens, de erfzonde, afgewassen was toen ik als kind gedoopt werd. In mijn hoofd geloofde ik dit nog steeds, maar in mijn hart wist ik dat mijn verdorven natuur nog niet overwonnen was door Christus. “Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding …” (Philipensen 3:10) bleef de schreeuw van mijn hart. Ik wist dat alleen door Zijn kracht voor mij een Christelijk leven mogelijk was. Deze tekst plakte ik op het dashboard van mijn auto en op andere plaatsen. Het werd een voortdurende smeekbede voor mij. En de HEERE die trouw is begon mijn smeekbede te beantwoorden.

De ultieme zaak, absolute autoriteit van de Bijbel

Ik ontdekte dat Gods Woord in de Bijbel absoluut is en zonder fout. Mij was geleerd dat het Woord relatief is en de waarheid ervan op vele gebieden aanvechtbaar. Nu begon ik te zien dat de Bijbel vertrouwd kon worden. Met behulp van de Strong’s concordantie begon ik de Bijbel te onderzoeken wat deze van zichzelf zegt. Ik ontdekte dat de Bijbel duidelijk leert dat deze van God komt en absoluut is in haar uitspraken. Ze is waar in haar historie, waar in Gods beloften, waar in haar profetieën, in de morele geboden die ze ons geeft en dat zij waar is in hoe wij een Christelijk leven moeten leven. “Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust” (II Timoteus 3:16-17).

Deze ontdekking deed ik toen ik Vancouver, B.C. en Seattle bezocht. Waar mij gevraagd was te spreken voor een gebedsgroep in de Rooms Katholieke Kerk St. Stephen. Als onderwerp koos ik de absolute autoriteit van Gods Woord. Dat was de eerste keer dat ik die waarheid begreep en er over preekte. Ik ging terug naar Vancouver, B.C. en preekte dezelfde boodschap in een grote parochie kerk, voor zo’n 400 mensen. Met de Bijbel in de hand verkondigde ik dat ‘de Bijbel, Gods eigen Woord, de absolute en laatste autoriteit is in alle zaken van geloof en moraal’.

Drie dagen later riep de aartsbisschop van Vancouver, B.C., James Carney, mij op zijn kantoor. Mij werd officieel het zwijgen opgelegd en mij werd verboden om te preken in zijn bisdom. Mijn straf zou nog zwaarder zijn geweest als ik niet een brief van aanbeveling had ontvangen van mijn eigen aartsbisschop, Anthony Pantin. Snel daarna keerde ik terug naar Trinidad.

Dilemma Kerk-Bijbel

Toen ik nog priester was in de parochie van Point-a-Pierre werd aan Ambrose Duffy, de man die mij zo strikt had onderwezen als overste van de studenten, gevraagd om mij te assisteren. Het tij was gekeerd. Na enkele moeilijkheden in het begin werden wij goede vrienden. Met hem deelde ik wat ik ontdekte. Hij luisterde met grote interesse en gaf commentaar en hij was

benieuwd naar mijn motieven. In hem zag ik een kanaal naar mijn Dominicaanse broeders en zelfs naar die in het huis van de Aartsbisschop. Ik was verslagen van verdriet toen hij plotseling overleed aan een hartaanval. Naar mij idee Ambrose was de enige die mij kon helpen met het Kerk-Bijbel dilemma waarmee ik zo worstelde Ik hoopte dat hij dat hij aan mij de waarheidsvragen waarmee ik zo worstelde zou kunnen uitleggen en aan de Dominicaanse broeders. Op zijn begrafenis preekte ik en ik was wanhopig.

Ik bleef bidden Philipensen 3:10 “Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding …” Maar om meer over Hem te leren moest ik eerst mijzelf als een zondaar leren zien. Ik zag in de

Bijbel (I Timotheus 2:5) dat mijn priesterlijke rol van middelaar –wat de Rooms Katholieke Kerk leert maar precies tegenovergesteld aan wat de Bijbel leert—verkeerd was. Ik genoot ervan als mensen naar mij opkeken en in ik zekere zin door hen vereerd werd. Ik redeneerde over mijn zonden heen, want als dit door de grootste Kerk van de wereld geleerd wordt, wie ben ik dat ter discussie te stellen? Maar toch bleef ik van binnen met dit conflict worstelen. Ik begon het zondige in te zien van de verering van Maria, de heiligen en van priesters. Maar terwijl ik wel bereid was om Maria en de heiligen als middelaars af te zweren kon ik het priesterschap niet afzweren, want daar had ik mijn hele leven in geïnvesteerd

Jaren van touwtrekken

Maria, de heiligen en het priesterschap waren maar een klein deel van de grote worsteling die ik meemaakte. Wie was Heer van mijn leven, Jezus Christus in Zijn Woord of de Rooms Katholieke Kerk? Die beslissende vraag woelde in mij in het bijzonder tijdens mijn laatste zes jaren als parochie priester van Sangre Grande (1979-1985). Sinds mijn kindertijd was in mijn hersens ingeprent dat de Rooms Katholieke Kerk het hoogste gezag vertegenwoordigde in alle zaken van geloof en moraal Het leek mij onmogelijk dat dat ooit kon veranderen. Rome was niet alleen het hoogste gezag maar werd ook altijd “Heilig Moeder” genoemd. Hoe zou ik het ooit kunnen opnemen tegen de “Heilig Moeder”, temeer daar ik officieel deelnam in het uitreiken van haar sacramenten en bij het trouw houden van mensen aan haar?

In 1981 herhaalde ik mijn wijding aan de Rooms Katholieke Kerk zelfs nog een keer toen ik in New Orleans deelnam aan een seminarie over vernieuwing van de parochie. Toch begon ik weer terug te keren naar de autoriteit van Gods Woord toen ik terugkeerde naar Trinidad en weer geconfronteerd werd met de vragen van elke dag. Tenslotte werd dit spanningsveld binnen in mij een touwtrekwedstrijd. Soms keek ik naar de Rooms Katholieke Kerk, soms naar de Bijbel, als absoluut bindend. Ik kreeg er in die jaren maagpijn van. Emotioneel werd ik verscheurd. Ik zou de eenvoudige waarheid hebben moeten weten dat men geen twee heren kan dienen. Mijn werk bracht met zich mee dat ik de absolute autoriteit van het Woord van God onder het gezag van de Rooms Katholieke Kerk plaatste.

Die tegenstelling werd gesymboliseerd in wat ik deed met de vier beelden in de kerk van Sangre Grande. Ik verwijderde en maakte de beelden van St. Franciscus and St. Martinus kapot omdat het tweede gebod van Gods Wet in Exodus 20:4 luidt: “Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken….”. Maar de beelden van het Heilig Hart en van Maria liet ik staan toen sommige mensen protesteerden. Omdat de Rooms Katholieke Kerk in Canon 1188 zegt dat

de praktijk van het tonen van heilige afbeeldingen voor de verering door de gelovigen gehandhaafd moet blijven.

Wat ik niet zag was dat ik Gods Woord hiermee ondergeschikt maakte aan het woord van mensen.

Mijn eigen schuld

Terwijl ik toch al eerder geleerd had dat het Woord van God absoluut is bleef ik mijzelf kwellen in pogingen om de Rooms Katholieke Kerk meer gezag toe te kennen, zelfs in zaken waar de Kerk het tegenovergestelde beweerde van wat in de Bijbel stond. Hoe kon dit? Boven alles was het mijn eigen fout. Want als ik de autoriteit van de Bijbel als hoogste had geaccepteerd dan had ik door Gods Woord ingezien dat ik mijn priesterlijke rol als middelaar had moeten opgeven; maar die rol was mij te kostbaar. Ten tweede, niemand had ooit vragen gesteld bij wat ik als priester deed. Er kwamen overzeese Christenen bij mij naar de mis. Die zagen onze heilige olie, heilig water, medailles, beelden, ambtsgewaden, rituelen, etc, en zeiden er nooit iets van! De prachtige stijl, de symboliek, de muziek en de de kunstzinnige smaak van de Rooms Katholieke Kerk was allemaal fascinerend. Wierook ruikt niet alleen doordringend, het betovert als het ware ook het verstand op mysterieuze wijze.

Het omslagpunt

Op een dag werd ik uitgedaagd door een vrouw (de enige Christen die mij in die 22 jaar als priester op de proef stelde), “jullie Rooms Katholieken hebben wel een vorm van godzaligheid, maar jullie ontkennen de kracht daarvan”. Die woorden zaten mij een tijd lang dwars, want het was allemaal dierbaar voor mij, de verlichting, spandoeken, volksmuziek, gitaren en het slagwerk. Op het hele eiland Trinidad had waarschijnlijk geen priester zulke kleurrijke gewaden en spandoeken als ik. Ik zag echt niet wat in feite toch zo duidelijk was.

In Oktober 1985 werd Gods genade sterker dan de leugens waarin ik probeerde te leven. Ik ging naar Barbados om te bidden voor dat compromis waarin ik mijzelf dwong te leven. Ik voelde mij gevangen. Gods Woord is inderdaad absoluut. Dat alleen zou ik moeten gehoorzamen en toch had ik gehoorzaamheid beloofd aan het gezag van de Rooms Katholieke Kerk. Daar, in Barbados, las ik een boek dat handelde over de Bijbelse betekenis van de kerk als de gemeenschap van de gelovigen. Het Nieuwe Testament spreekt niet over een hiërarchie; daar zijn geen ‘geestelijken’ die heer zijn van ‘leken’. Integendeel, het is de Heer Zelf die zei: “…Een is uw Meester, namelijk Christus; en gij zijt allen broeders.” (Mattheus 23:8). Toen ik dat zag en de betekenis begreep van de gemeenschap van de gelovigen, toen werd ik bevrijd van de Rooms Katholieke Kerk als hoogste gezag en werd ik gebracht tot vertrouwen in Jezus Christus als Heere. Het begon bij mij te dagen dat Bijbels gezien de bisschoppen die ik kende in de Rooms Katholieke Kerk geen gelovigen in Bijbelse zin waren. Voor het grootste deel waren zij vrome

mannen die zich bezig hielden met verering van Maria en met het Paternoster en die loyaal waren aan Rome. Maar niemand had er enig begrip van dat het verlossingswerk van Christus volbracht is en dat verlossing persoonlijk is en kompleet is. Zij preekten allen over boetedoening voor de zonden, menselijk lijden, religieuze handelingen, ‘de weg van de mens’ in plaats van die van het Evangelie van de genade. Door Gods genade zag ik dat men niet gered wordt door de Rooms Katholieke Kerk, noch door enig menselijk werk, “Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme.” (Efeziers 2:8-9).

Opnieuw Geboren op 48 jarige Leeftijd

Ik verliet de Rooms Katholieke Kerk toen ik zag dat een leven in Jezus Christus niet mogelijk was door tegelijkertijd trouw te blijven aan de Rooms Katholieke leer. Ik verliet Trinidad in november 1985 naar het naburige Barbados. Daar verbleef ik bij een ouder echtpaar en ik bad God voor kleding en het benodigde geld om naar Canada te reizen. Ik had alleen kleding voor de tropen en een paar honderd dollar. Die gebeden werden verhoord zonder dat ik mijn behoeften aan iemand anders had kenbaar gemaakt dan aan de Heere alleen.

Vanuit een tropische temperatuur van 35 graden lande ik in Canada in sneeuw en ijs. Na een maand in Vancouver kwam ik naar de Verenigde Staten van Amerika. Ik vertrouwde erop dat Hij zou zorgen voor mijn vele behoeften, want ik was een nieuw leven begonnen op m’n 48 ‘ste, bijna zonder geld, zonder vreemdelingen kaart, zonder rijbewijs, zonder enige aanbeveling en alleen met de Heere en Zijn Woord.

Zes maanden verbleef ik bij een Christelijk echtpaar op een boerderij in de staat Washington. Aan mijn gasten vertelde ik dat ik de Rooms Katholieke Kerk had verlaten en dat ik Jezus Christus en Zijn Woord in de Bijbel als al-genoegzaam had aangenomen. Dit had ik, zoals ik het uitdrukte, absoluut, finaal, definitief en resoluut gedaan. In plaats dat zij hiervan onder de indruk waren vroegen zij mij of ik bitterheid of pijn in mijn binnenste voelde. Zij waren diep met mij begaan en stonden mij bij en baden voor mij, want daar zij zelf ook deze weg gegaan waren wisten zij hoe gemakkelijk men verbitterd kon raken. Vier dagen nadat ik bij hen in huis gekomen was begon ik door Gods genade, onder berouw, de vrucht van de verlossing te zien.

Niet alleen was ik in staat om de Heere om vergiffenis te vragen voor mijn vele jaren van geschipper maar ook was ik in staat Zijn genezing te aanvaarden voor mijn diepe wonden. Eindelijk, op 48 jarige leeftijd aanvaardde ik het plaatsvervangend sterven van Christus aan het kruis, op grond van de autoriteit van alleen Gods Woord en alleen door genade. Aan Hem alleen komt de eer toe.

Nadat ik lichamelijk en geestelijk opgeknapt was door dit Christen-echtpaar en hun familie ontving ik van de Heere een vrouw, Lynn, een wedergeboren gelovige, met stijlvolle manieren en een intelligente geest. Samen gingen wij naar Atlanta in Georgia, waar wij allebei werk vonden.

Een Echte Missionaris met een Echte Boodschap

September 1988 vertrokken wij als missionaris uit Atlanta naar Azië. Het werd zo’n jaar van vrucht dragen in de Heere wat ik nooit voor mogelijk had gehouden. Mannen en vrouwen kwamen in aanraking met de autoriteit van de Bijbel en de kracht van Christus’ dood en opstanding. Ik was verbaasd hoe gemakkelijk Gods genade effectief wordt wanneer alleen de Bijbel gebruikt wordt om Jezus Christus voor te stellen. In tegenstelling tot het spinrag van

kerkelijke tradities die mijn 21 jarige missie in Trinidad zo verduisterd hadden, 21 jaar zonder de echte boodschap.

Om te vertellen van de overvloed van leven waarvan Jezus sprak en die ik nu mag genieten kan ik geen betere woorden gebruiken dan die van Romeinen 8:1-2: “Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods”. Niet alleen ben ik bevrijd van het Rooms Katholieke systeem, maar ik ben een nieuw schepsel geworden in Christus. Door de genade van God en alleen door Zijn genade ben ik overgegaan van dode werken in een nieuw leven.

Getuigenis van het Evangelie van Genade

Hoeveel steun zou ik er aan gehad hebben als die Christenen die mij in 1972 vertelden van genezing van onze lichamen door de Heere, mij toen ook verteld zouden hebben op welke gronden onze zondige natuur vrede met God verkrijgt. De Bijbel laat duidelijk zien dat Jezus voor ons plaatsvervanger aan het kruis was. Dat kan ik niet beter zeggen dan met Jesaja 53:5:

Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden.” (Dat betekent dat Christus op Zich nam wat ik had moeten lijden voor mijn zonden. Voor de Vader, vertrouw ik op Jezus als mijn plaatsvervanger)

Dat is 750 jaar voor de kruisiging van onze Heere geschreven. Kort na het offer aan het kruis zegt de Bijbel in I Petrus 2:24: “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout; opdat wij, der zonden afgestorven zijnde, der gerechtigheid leven zouden; door Wiens striemen gij genezen zijt.” Omdat wij onze zondige natuur van Adam hebben geërfd, hebben wij allen gezondigd en zijn wij vervallen van de heerlijkheid van God. Hoe kunnen wij voor een Heilige God staan anders dan in Christus en erkennen dat Hij is gestorven waar wij hadden moeten sterven? Alleen door het geloof kunnen wij Christus zien en aangrijpen als onze plaatsvervanger. Christus betaalde de prijs voor onze zonden: Hij was zonder zonde en toch gekruisigd. Dit is de echte boodschap van het Evangelie. Is geloof voldoende? Ja, wedergeboren in het geloof is voldoende. Dat ware geloof, gewerkt door God, zal onontkoombaar goede vruchten voortbrengen, “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.” (Efeziers 2:10). Als wij berouw hebben verlaten wij, door Gods kracht, ons vorige leven en onze vorige zonden. Dat betekent niet dat wij niet meer kunnen zondigen maar het betekent dat onze relatie met God is veranderd. Wij worden kinderen van God genoemd en dat zijn wij inderdaad. Als wij toch zondigen hebben wij een probleem met onze verhouding met de Vader, dat kan worden opgelost.

Niet het probleem dat wij onze positie als kind van God, in Christus, zouden kunnen verliezen, want die positie is onherroepelijk. De Bijbel zegt het zo wonderschoon in Hebreeën 10:10: “…wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied”.

Het volbrachte werk van Christus Jezus op het kruis is voldoende en kompleet. Wie alleen op dit volbrachte werk vertrouwt ontvangt een nieuw leven dat geboren wordt vanuit de Heilige Geest, u wordt wedergeboren.

Het Heden

Mijn huidige goede werk, dat de Heere voor mij heeft voorbereid, is dat van een evangelist in de buurt van Austin, in midden-Texas U.S.A. Wat Paulus zei tegen zijn Joodse broeders zeg ik tegen mijn geliefde Rooms Katholieke broeders: het is het verlangen van mijn hart en mijn gebed tot God voor Rooms Katholieken is dat zij mogen gered worden. Van hen kan ik getuigen dat zij ijverig zijn voor God, maar hun ijver is niet gegrond op Gods Woord maar in hun kerkelijke traditie. Als u de toewijding en de kwelling begrijpt die sommige mannen en vrouwen in de Filipijnen en Zuid Amerika bij hun religie voegen, dan kunt u de schreeuw van mijn hart begrijpen: ‘God, geef on een meelevend hart om de pijn en de marteling te begrijpen van vrome Rooms Katholieken in het zoeken om U te behagen.’ En in het begrijpen van hun pijn hebben wij het verlangen om hen het Goede Nieuws te laten weten van het door Christus volbrachte werk aan het kruis.

Mijn eigen getuigenis laat zien hoe moeilijk het voor mij was om als Rooms Katholiek de Kerkelijke traditie op te geven, maar als de Heere het gebiedt in Zijn Woord dan moeten wij dat doen. De ‘schijn van godzaligheid’ die de Rooms Katholieke Kerk heeft, maakt het zeer moeilijk voor een Rooms Katholiek te zien waar het echte probleem ligt. Iedereen moet voor zichzelf vaststellen door welke autoriteit wij de waarheid kennen. Voor het Pauselijke Rome ligt de hoogste autoriteit in de besluiten en decreten van de regerende Paus. Zij zegt daarvan dat de hoogste Pontifex, de Paus, krachtens zijn ambt onfeilbare autoriteit bezit in de leer wanneer hij als hoogste herder en leraar van alle gelovigen … proclameert dat een uitspraak aangaande het geloof of moraal opgevolgd dient te worden (Canon 749).

Naar de Bijbel zelf zegt, is het Gods Woord zelf die de autoriteit is waardoor de waarheid gekend wordt. Deze menselijke tradities waren het die de Reformatoren dwongen om te eisen: “alleen de Bijbel, alleen het geloof, alleen genade, in Christus alleen, en de eer aan God alleen”.

De Reden Waarom ik dit Deel

Deze waarheden deel ik hier met u opdat u de weg van Gods verlossing zou kennen. Ons fundamentele probleem als Rooms Katholieken was dat persoonlijke verdienste en waardigheid ons ingeprent is. Wij geloofden dat dat het antwoord zou kunnen zijn op hulp die God ons aanbiedt om goed te worden in Zijn ogen. Deze veronderstelling die velen van ons jaren lang hebben meegedragen is treffend beschreven in de Catechismus van de Rooms Katholieke Kerk

(1994) #2021, “Genade is de hulp die God aan ons geeft om op onze roeping te antwoorden om Zijn aangenomen kinderen te worden …” Zonder het te beseffen hingen wij met die denkrichting een leer aan die de Bijbel voortdurend veroordeeld. Zo’n definitie van genade is een gedachtespinsel van de mens want de Bijbel verklaart overal dat de gelovigen recht voor God zijn “..zonder werken” (Romeinen 4:6), “..zonder de werken der wet.” (Romeinen 3:28), “Niet uit de werken.” (Efeziers 2:9), “…het is Gods gave,” (Efeziers 2:8). De poging om het antwoord van de gelovige deel te maken van zijn verlossing en genade te beschouwen als ‘hulp’ is een pertinente ontkenning van de Bijbelse waarheid, “En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer…” (Romeinen 11:6).

De eenvoudige Bijbelse boodschap is dat de ‘gave van de rechtvaardigmaking’ in Jezus Christus een gave is die rust in Zijn algenoegzaam offer aan het kruis, “Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus.” (Romeinen 5:17).

Het is dus als Christus Jezus Zelf zei, Hij stierf in de plaats van de gelovige, de Ene voor velen (Marcus 10:45), Zijn leven als rantsoen voor velen. Zoals Hij uitsprak, ” Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden.” (Mattheus 26:28). En dit verkondigde ook Petrus, “Want Christus heeft ook eens voor de zonden geleden, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen;…” (I Petrus 3:18). Paulus vat zijn prediking samen aan het eind van II Corinthiërs, “Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem…” (II Corinthiërs 5:21).

Dit, beste lezer, wordt aan u duidelijk verkondigd in de Bijbel. Dit aan te nemen wordt ons door God geboden, “…bekeert u, en gelooft het Evangelie.” (Marcus 1:15).

De moeilijkste bekering voor ons door de wol geverfde Rooms Katholieken zijn die gedachten van ons van ‘verdienstelijkheid’, ‘verdienen’, ‘goed genoeg zijn’ en om eenvoudig met lege handen de gift van rechtvaardigmaking in Christus Jezus te ontvangen. Dit te weigeren, wat God gebiedt, is dezelfde zonde van de godsdienstige Joden in de dagen van Paulus, “Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen.” (Romeinen 10:3) Bekeer u en geloof de Blijde Boodschap!

Richard Bennett

Als u iets op uw hart heeft en dat met mij wilt delen, stuurt u dan een email naar mij: richard@bereanbeacon.org

Ik wil u danken voor uw belangstelling.

Leest u op onze website alstublieft meer verklaringen van andere Rooms Katholieke priesters en nonnen die tot bekering zijn gekomen: www.bereanbeacon.org
Daar vindt u ook veel interessante artikelen, video’s en MP3’s.

Podobne wpisy